Toespraak ter gelegenheid van de eerste bezichtiging Marten Hendriks' False Front door Ton Verstegen

Tussen

Marten Hendriks heeft iets met huizen. Hij was een aantal jaren gast-curator van het huis 7x11, in de Vinexwijk Ypenburg, waar artists in residence konden wonen en werken. De website 7x11.nl werd door hem opgezet als een virtueel huis met kamers voor kunstenaars van wie het werk onder een huiselijke noemer kan worden gebracht. Op basis daarvan stelde hij in 2008 tentoonstellingen samen, Het huis, de kamers, in K13 in Velp en op twee plekken in Den Haag. Het verschil is dat het huis hiernaast is ingericht met eigen werk; of beter zoals in de uitnodiging staat: het pand werd voor hem net als zijn eigen werk gereedschap en materiaal.

Marten heeft mij gevraagd deze tentoonstelling te openen. Ik doe dat in een ruimte die niet nogal gesloten is. Ik wil daarom beginnen met een stukje dat ik schreef over een oude angst.

Planken Wambuis.

Mijn slaapkamer bevindt zich op zolder onder het schuine dak van het voorhuis. Vanuit mijn bed tuur ik door een piepklein halfrond raampje in het avonddonker. Als mijn ogen aan het duister zijn gewend zie ik vaag de contouren van de perenboom in de moestuin. Alles is er nog. Verderop zwaaien de lichtbundels van de koplampen van een auto door het duister bij een scherpe bocht in de weg. Het geluid van de auto dringt niet tot mijn slaapkamer door. In het aardedonker weet ik in gedachten op de tast de weg. Feilloos vind ik de deurknop naar de open zolder. Ik voel de onverzettelijke gestalte van de rookkast met pal ernaast het houten luik in het trapgat dat met een lichte beweging opengaat. Het gebonk van het contragewicht op de vloer wordt gedempt door een zwachtel. Dit alles weet ik om me heen, roerloos in bed. Ik val in slaap. Even later sta ik naast mijn bed. Ik tast naar de deurknop maar die is er niet. Ik tast met mijn handen de wanden af, naar rechts naar links, alleen maar richels van planken en nergens een deurknop. Ook de lichtknop is er niet meer. Iedereen is wakker nu van mijn gekrijs. Mijn moeder doet het licht aan. Ik sta in een hoek. Terwijl ik langzaam tot mezelf kom keert alles weer terug naar zijn vertrouwde plek.

Schizofrenie. Zo noem ik voor het gemak de dreigende ontkoppeling van binnenwereld en buitenwereld. In Gent, Belgie zag ik een aantal jaren geleden in een gesticht een tentoonstelling met werk van geesteszieken en kunstenaars naast elkaar. Gaandeweg drong de gedachte zich op dat ondanks frappante overeenkomsten er een diametraal verschil is. Schizofrenen sluiten zich al tekenend en schilderend op in hun binnenwereld. Het is of je de binnenkant van hun schedel ziet als een gewelf dichtgeplakt met beelden. Kunstenaars daarentegen maken openingen tussen binnen- en buitenwereld.

Wij moeten de vraag onder ogen zien: is Marten Hendriks een schizo? Er is wel enige aanleiding toe. Neem zijn website. We zien een bijna dagelijks groeiende collectie van vormen, getekend, gefotografeerd, geschilderd, gedigitaliseerd. We zien abstracte vormen in alle maten en soorten, immens groot of klein, een asbakvorm zou ook een groot gebouw kunnen zijn. We zien kegel- en koepelvormen, altijd buitenkanten. Maar als collectie bevolken ze de binnenkant van Martens schedel, als van een immense gewelf zoals het Pantheon in Rome. En toch slaapt Marten volgens mij uitstekend.

De binnenkant van de schedel, de buitenkant van de koepel. Stel je voor dat je daar tussenin kon kruipen, de trappen bewandelen in die halfdonkere korrelige tussenruimte tussen de buiten- en binnenkoepel van het Pantheon. Ultiem claustrofobisch zou je zeggen. Maar ook de plaats waar je tegelijk binnen en buiten bent. Met de vingertoppen van je ene hand voel je de bolle kant van de muur, met de andere de holle. Het lichaam is als het ware de mal waaruit binnenkant en buitenkant zijn ontstaan, opsluiting en uitsluiting, kerker en koepel. Hier is alles onder constructie, informeel, stoffig, voorlopig.

Dit tegelijk binnen en buiten zijn kan ik met een ander beeld verduidelijken. We kennen de Japanse schildertechniek van de inktspat op absorberend papier [hatsuboku]. De inkt loopt schijnbaar willekeurig uit, maar als we tussen inkt en papier konden kruipen zouden we de intelligentie voelen van de moleculen, de motieven van hun bewegingen. De kunstenaar wordt hier louter vormbewustzijn, beheerst door de act van constructie en het maken.

In deze installatie is Martens werk de inkt en het huis het papier. En de kunstenaar? Hij is eveneens volledig geabsorbeerd. Zijn denkend lichaam wordt de passage tussen sensatie en beweging, raken en geraakt worden. Het huis is een ideale locatie voor deze absorptie. Nu kennen we het negentiende eeuwse huis of salon als een interieur, van top tot teen behangen met kunstwerken. Marten Hendriks voert hier een verbluffende manoeuvre uit. Hij kruipt tussen de representatieve vorm van interieur en exterieur van dit huis. [het exterieur als false front? Wat binnenin gebeurt gaat niemand wat aan]. Hij ervaart hier de rationaliteit van de vorm van het huis, dat wil zeggen zijn constructie. Maar dat is niet alles. Iets soortgelijks doet hij bij zijn eigen werk. Hij wringt zich tussen de twee kanten daarvan: de afzonderlijke vorm als buitenkant - ik neem maar weer even de koepel - en het werk als uitdijende collectie, dat zich uitspreidt over een immens gewelf. En hij herinnert zich dat vormen kunnen bestaan zonder inhoud, maar inhoud zich niet laat voorstellen zonder vorm. En dat men niet over vorm kan denken zonder het idee van intelligente materie. Dus van constructie.

Ik heb niet eerder gezien dat een kunstenaar - en dat is ie - zijn eigen werk zo als materiaal opvatte en verwerkte. Ik kan niet ingaan op de rijkdom aan ingrepen, de zorg en precisie waarmee hij hier weken bezig is geweest. Twee dingen wil ik toch naar voren halen in deze wereld van binnenste buitens. We kijken door de achterkanten van spieramen van vroeger schilderwerk naar meer recent werk dat als een behang achter het tengelwerk zit. We zien de reconstructie van een oude muur eveneens met behulp van spieramen. Vanuit de muur is er louter uitzicht en doorzicht. Ergens in deze tussenruimte huist de kunstenaar, als vormbewustzijn. Hij is in zekere zin tot deze plaats veroordeeld, naarstig verbindingen makend tussen binnen en buiten, tussen verleden en toekomst: van een huis en een oeuvre.

Ton Verstegen, 16 mei 2010